Drie Haagse agenten stonden vrijdag voor de rechter op verdenking van meineed, mishandeling en zware mishandeling van een verdachte. De processen-verbaal die ze over een aanhouding schreven stroken niet met beelden die er van de arrestatie zijn. Ook werd de arrestant volgens het OM onnodig pijn gedaan.
Het begint allemaal met een melding op 21 januari 2018 dat bij een ruzie in een bar mogelijk sprake is van een wapen. De politie laat de klanten naar buiten komen. Dan gaat een 38-jarige agent met een schild als eerste naar binnen. De eigenaresse wijst op een klant die nog in de zaak is en die het wapen zou hebben.
Deze eerste agent schrijft later in zijn proces-verbaal over de aanhouding dat de klant niet naar hem luisterde en niet wilde meewerken. De man zou op hem zijn afgekomen en daarbij zijn hand naar zijn jaszak of een tasje hebben gebracht. Daarop heeft de agent hem met het schild omver geduwd.
Ander beeld
Camera’s in de bar geven een heel ander beeld: de klant houdt zijn handen hoog in de lucht en komt dan rustig op de agent af, net zoals alle andere klanten daarvoor deden. Op geen enkel moment is te zijn dat hij mogelijk iets wil pakken, hij houdt zijn handen in de lucht. Er is geen enkel teken van verzet.
Als de agent later de beelden ziet, moet hij erkennen dat het anders is gegaan dan hij het heeft opgeschreven. Toch was dit zijn beleving, houdt hij vol. ‘Ik begrijp niet waar die beleving vandaan komt. Het is ook geen klein verschil. Ik weet niet hoe ik dit kan uitleggen.’ Zijn verklaring dat stress misschien zijn waarneming heeft beïnvloed, vindt het Openbaar Ministerie niet geloofwaardig. Op de beelden oogt de agent rustig, hij wendt ook kalm zijn blik af om zijn collega’s erbij te roepen.
Niet gezien
Want na de eerste komen nog een tweede agent (40) en een derde agent (36) binnen. Ook zij schrijven vervolgens in hun processen-verbaal over de handen van de klant, dat die richting een zak of tasje gingen. Maar zij kunnen dit allebei niet hebben gezien, omdat ze op dat moment nog buiten de bar waren. Ze hebben zich kennelijk gebaseerd op wat de eerste agent hen heeft verteld en dat opgeschreven.
Juist omdat het proces-verbaal een belangrijk document is, moet men er op kunnen rekenen dat het klopt. Agenten mogen geen vermoedens opschrijven, maar alleen wat ze zelf daadwerkelijk hebben gezien of meegemaakt. ‘Een PV kan leiden tot de veroordeling van een verdachte,’ legde de officier van justitie uit. ‘Elke leugen, elke onwaarheid is een directe en zware aantasting van de basis van de rechtspraak.’
Onterecht gebeten
De tweede agent had een diensthond bij zich, die hij heeft laten bijten in het been van de arrestant. Dat deed hij op aanwijzing van de eerste agent, die de indruk wekte dat de arrestant niet meewerkte en een bedreiging vormde. Volgens het Openbaar Ministerie had hij dat niet zomaar mogen doen, enkel op aanwijzing van zijn collega. Een diensthond is een zwaar geweldsmiddel, juist daarom worden hondengeleiders getraind om zelf situaties goed in te schatten.
Ook heeft de agent niet vooraf gewaarschuwd dat hij de hond zou gaan inzetten. Dat moet wel. Het OM komt om die redenen tot de conclusie dat de inzet van de hond onrechtmatig was en dat de tweede agent zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Extra pijn
De eerste agent zou vervolgens de arrestant nog hebben mishandeld bij het politiebureau. Op de binnenplaats wachtte de arrestant op een ambulance en de agent zocht hem daar op, om te zien hoe het ging. Toen de arrestant begon te vloeken en tieren, zou de agent zijn voet op de bijtwond hebben gezet. Twee collega’s verklaarden hier later over en het OM ziet geen aanleiding om aan die verklaringen te twijfelen.
Deze eerste agent valt volgens het OM het meest te verwijten. Om te beginnen ligt zijn foute verklaring aan de basis van de fouten die zijn collega’s vervolgens maken. Maar hij zocht ook steeds zelf de confrontatie. In de bar vroeg hij om een hond binnen te brengen, terwijl er geen reden was om aan te nemen dat de klant niet zou meewerken. Hij stapte zelf op de man af en duwde hem omver. En op de binnenplaats zocht hij opnieuw de confrontatie door bij de scheldende verdachte te blijven staan in plaats van weg te lopen, zoals agent twee en drie wel deden.
Strafeisen
Tegen de eerste agent eiste het Openbaar Ministerie de maximale werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke celstraf van drie maanden. Verder zou hij uit zijn ambt moeten worden gezet met een beroepsverbod voor de duur van vijf jaar.
Tegen de tweede agent eiste het Openbaar Ministerie 240 uur werkstraf waarvan 60 voorwaardelijk. Tegen de derde 180 uur waarvan 60 voorwaardelijk.
De rechtbank doet over twee weken uitspraak.
Onderzoek politieteam Hoefkade
Het nieuws van de vervolging komt tegelijkertijd met het nieuws dat de politie een intern onderzoek is gestart naar misstanden bij het Haagse team Hoefkade. Het is niet bekend of de agenten hier in kwestie bij de vier agenten horen die in het onderzoek nader worden onderzocht.