De rechtbank heeft geoordeeld dat de mondkapjesplicht niet in strijd is met de grondrechten. Dit is de uitspraak na twee afzonderlijk gestarte procedures van twee stichtingen.
Twee stichtingen hadden de Staat in afzonderlijke procedures gedagvaard en eiste van de rechter dat de mondkapjesplicht buiten werking zou worden gesteld. De mondkapjesplicht maakt volgens hen een ontoelaatbare inbreuk op een aantal grondrechten.
Het gaat om de stichting ‘Bewust Nederland’ die zich tegen de mondkapjesplicht in het algemeen verzet. De tweede stichting is ‘Ik wil gewoon naar school’. Deze stichting verzet zich specifiek tegen de mondkapjesplicht in het onderwijs.
‘Geen bijdrage aan bestrijding coronavirus’
Volgens de stichtingen levert het gebruik van niet-medische mondkapjes geen bijdrage aan de bestrijding van het coronavirus en heeft het zelfs (zeer) nadelige effecten. De stichtingen stellen dat de verplichting om een mondkapje te dragen daarom ook niet proportioneel is.
Stichtingen opnieuw in ongelijk gesteld
De rechtbank heeft de stichtingen eerder ongelijk gegeven. Vandaag heeft ook het gerechtshof Den Haag de vorderingen van de stichtingen afgewezen.
In redelijkheid op adviezen OMT afgaan
Het hof heeft geoordeeld dat de Staat in redelijkheid op de adviezen van het OMT mag afgaan. De mondkapjesplicht is in lijn met die adviezen. De Staat heeft ook in redelijkheid mogen besluiten dat een mondkapjesplicht niet alleen noodzakelijk, maar ook proportioneel is. Daarbij is onder meer van belang dat er uitzonderingen zijn geformuleerd.
In de procedure van de Stichting Ik wil gewoon naar school heeft het hof ook geoordeeld dat de Staat in redelijkheid een dringend advies mocht geven aan de basisscholen om kinderen uit de groepen 6, 7 en 8 een mondkapje te laten dragen.