Rotterdam – Het Openbaar Ministerie (OM) heeft in hoger beroep een gevangenisstraf van 18 jaar en TBS met dwangverpleging geëist tegen een 35-jarige man die verdacht wordt van gijzeling, afpersing en verkrachting van een jonge vrouw in Rotterdam.
De man duwde op 4 maart 2017 de voordeur van de woning van de vrouw open, op het moment dat zij net haar woning was binnengestapt en de deur wilde sluiten. Met geweld en onder dreiging van een mes zou de verdachte het slachtoffer haar woning in gedrongen hebben. Daar werd de vrouw gedurende enkele uren door verdachte mishandeld, bedreigd en meermaals verkracht.
Het slachtoffer weet op enig moment noodberichten naar familie en bekenden te sturen. Een van hen alarmeert daarop de politie. Wanneer zij ter plaatse komen, zou de verdachte geprobeerd hebben via het raam te vluchten.
Drie dagen voor deze feiten zou de man een andere vrouw hebben gevolgd naar haar appartement, in een poging haar te beroven. Ook hier belemmerde verdachte het slachtoffer in het sluiten van haar voordeur. Er zou een worsteling zijn ontstaan. Verdachte zou vervolgens op de vlucht zijn geslagen op het moment dat gealarmeerde huisgenoten de vrouw te hulp schieten.
Eerder vonnis rechtbank
De rechtbank veroordeelde verdachte in 2018 tot een gevangenisstraf van twaalf jaar en tbs met dwangverpleging. De officier van justitie had destijds een gevangenisstraf van 21 jaar en 4 maanden geëist. Zowel OM als verdachte zijn tegen die uitspraak in hoger beroep gegaan, onder meer vanwege de hoogte van de opgelegde straf.
Hoog recidiverisico
In hoger beroep heeft verdachte, anders dan in eerste aanleg, willen meewerken aan psychologisch onderzoek door het Pieter Baan Centrum. De deskundigen rapporteren dat bij verdachte sprake is van een diverse psychische problemen, die van invloed zijn geweest op het plegen van de strafbare feiten. Zij schatten daarbij het recidiverisico als hoog in.
Het OM deelt die opvatting, gelet op de grote hoeveelheid eerdere veroordelingen voor in ernst toenemende geweldsdelicten die verdachte heeft gepleegd. De advocaat-generaal verwijt de verdachte bovendien dat hij ten tijde van de feiten slechts twee dagen op vrije voeten was en daarmee de voorwaarden aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling heeft overtreden. Het OM vordert dan ook (naast de strafeis voor deze feiten) de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 1189 dagen.
Traumatische gebeurtenissen
De advocaat-generaal besteedde in het requisitoir veel aandacht aan de traumatische gevolgen voor de slachtoffers, met name het slachtoffer van de feiten op 4 maart 2017. “Verdachte is de belichaming van de nachtmerrie van iedere vrouw. [..] Het lijdt geen twijfel dat dit voor de slachtoffers buitengewoon schokkende en beangstigende gebeurtenissen zijn geweest met mogelijk (langdurige) psychische en emotionele gevolgen. [..] Ook ver buiten de directe omgeving van de slachtoffers is sprake van heftige beroering in de samenleving, als gevolg van de feiten en dat is in Rotterdam rond deze afschuwelijke gebeurtenissen wel gebleken.”
De advocaat-generaal benadrukte ook aan het hof dat hij vindt dat de volledige vordering benadeelde partij van het slachtoffer moet worden toegewezen. De rechtbank wees slechts een deel van de vordering toe. “Verder speelt voor mij uitdrukkelijk mee, dat aangeefster slachtoffer is geworden van een zeer ernstig delict en dat zij door deze strafzaak geconfronteerd wordt met hoge kosten rechtsbijstand en -wanneer die kosten niet volledig worden vergoed- met schulden blijft zitten. Dat kunnen wij als samenleving haar niet aandoen.”
Het hof doet (naar verwachting) over twee weken uitspraak.