Krimpen aan den IJssel – Donderdagavond 4 mei vond de Nationale Herdenking plaats. Ook in Krimpen aan den IJssel zijn burgers en militairen herdacht die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in oorlogssituaties en bij vredesoperaties. De dodenherdenking in Krimpen aan den IJssel vond plaats bij de begraafplaats aan de IJsseldijk.
Tijdens de herdenking werd een gedicht voorgedragen door Anouk Tromp van de kinder gemeenteraad, door burgemeester Martijn Vroom werd een toespraak gehouden. Waarna om 20:00 uur twee minuten stilte in acht werd genomen. De twee minuten stilte werden verbroken door het trompetsignaal Last Post.
Bij het herinneringsmonument en het graf van de gesneuvelde militairen legden de burgemeester, de leden van het Comité 1940 – 1945 kransen, kindergemeenteraadsleden en leden van de scouting J.W. Friso. De plechtigheid werd live uitgezonden door de Lokale Omroep Krimpen aan den IJssel. De muzikale omlijsting werd gedaan door muziekvereniging Concordia. Vrijwillige verkeersregelaars regelde het verkeer op de IJsseldijk.
Toespraak burgemeester Martijn Vroom
Vandaag is het 4 mei.
Vier mei is de dag dat wij met elkaar denken aan de mensen die hun leven lieten vanwege de Tweede Wereld Oorlog.
Soldaten, die in de mei-dagen van 1940 opeens toch moesten vechten.
We zouden toch neutraal blijven? We konden toch jaren lang bezuinigen op het defensie-budget?
Maar nee. Die keus was niet aan ons.
We denken aan de burgers die omkwamen, vanwege hun rol in het verzet. Of hun verzet tegen de nazi’s, door onderduikers te helpen.
Zo zwart/wit denken we aan de Tweede Wereld Oorlog. Dat doen we graag. Velen van ons hebben een romantisch beeld van oorlog, en zeker van de Tweede Wereld Oorlog.
Vaak, als het spannend wordt in een oorlog, zwellen de violen aan, spreekt de held nog een geweldige one-liner, en dan is waarschijnlijk tijd voor de reclame.
Maar zo ‘nep’ is oorlog niet.
Oorlog is afschuwelijk.
Oorlog is erg genoeg om alles wat je hebt, op te geven. Om soms zelfs je vrouw, man of kinderen voor achter te laten en weg te vluchten.
Als land zijn we bezet geweest door een vijand.
Opvallend veel Nederlanders vonden dat niet zo erg, in het begin.Sterker nog, veel van onze landgenoten vonden het van te voren niet eens zo heel gek, wat er daar in Duitsland allemaal gebeurde.
Tienduizenden van onze landgenoten waren actief bij de NSB. En net na de strijd van mei ´40 liep dat aantal op tot boven de honderdduizend.
En iedereen wist allang wat er aan de hand was, in Duitsland, in Oostenrijk.
Het vernielen van spullen van Joden, het opsluiten van Jehova’s, het opsluiten van communisten, van dominees. Het werd – ook in Nederland – weggeredeneerd. Soms zelfs uitgelegd en verdedigd.
Orde en stabiliteit is van groot belang. Een sterke leider is goed voor de economische rust.
Echt zorgen maakten “we” ons niet, met z’n allen.
Terwijl bekend was dat de Joden ontslagen werden, hun winkels vernield, de Jehova’s naar strafkampen moesten en dominees zoals Bonhoeffer al in 1936 tot staatsvijand werden bestempeld.
Jaren voor de oorlog dus.
Het bleek de opmaat naar een afschuwelijke tijd.
Vermoord worden omdat je geestelijk gehandicapt bent.
Om wat je gelooft.
Omdat je moeder Joods bloed heeft.
Maar niet zomaar vermoord.
Eerst alles wat je hebt van je afgepakt, geroofd.
Kunst werd doorverkocht, sieraden werden weggegeven aan dochters van soldaten.
Gouden tanden werden omgesmolten. Schoenen werden gepikt.
Alles.
Nederlanders die beloond werden omdat ze als “mensenjager” communisten, Joden, verzetsmensen aanwezen aan de knokploegen die voor de Duitsers werkten.
Het ging van Kwaad tot erger.
Het verzet groeide, maar de angst en de gelatenheid ook.
Er was gewapend verzet, er was passief verzet.
Maar er waren ook mensen die er een carriere-mogelijkheid zagen, toen de Joodse hoogleraren werden afgevoerd.
We denken deze week daar aan.
Aan die onbekende mevrouw, die een meisje uit een rij trok, en jarenlang deed of ze haar nichtje was. En dat meisje leeft daardoor nog
Aan de verzetshelden die niet opgaven.
Aan de mensen die zeiden: kom maar hier schuilen. Op een boerderij, hier in de polder. Of in een kolenkit, in de schuur.
We denken aan die jonge jongens, die als soldaten sneuvelden in de strijd tegen de Duitsers.
Aan die mensen die stierven van de honger, omdat de bezetter al het eten wegroofde, voor hun eigen soldaten.
We denken aan de bevrijders die stierven voor ons, omdat ze vonden dat er ingegrepen moest worden. Ze wisten niet waar Nederland lag en toch kwamen ze. Uit Polen, uit Canada, uit Marokko, Engeland, Amerika.
En in Nederlands-Indie was het niks beter. Ook daar stierven Nederlandse soldaten in de strijd tegen de bezetter. Hollanders en Molukkers kwamen om het leven, in verzet tegen de Jappen.
En we denken ook aan de soldaten die gister, vandaag en morgen strijden op al die plekken in de wereld waar al die erge dingen nog steeds, elke dag, plaatsvinden. En de verwondingen, aan de binnen en aan de buitenkant, die ook zij daar vaak bij opgelopen hebben.
Aan al die verschrikkelijke dingen denken we vandaag.
Daarom zijn we nu samen, in vrijheid, 2 minuten stil.
4 mei | Toespraak bij de herdenking (2017)
Foto’s : Nieuws op Beeld
[asmedia_gmaps lat=’51.9235903′ lng=’4.596993099999963′ zoom=’12’ height=’300px’ width=’100%’]